- Op vrijdag 20 oktober 1944 moeten de inwoners van Millingen, Kekerdom en Leuth huis en haard verlaten. De Duitsers vinden het te gevaarlijk geworden en ze moeten vluchten naar het noorden, de Rijn over.
Twee dagen eerder, op 18 oktober krijgen de bewoners te horen dat ze op 20 oktober weg moeten. In principe moet iedereen met de pont naar de andere Rijnoever en vanaf daar lopend of fietsend naar de Achterhoek. Maar lang niet iedereen ziet het zitten om zover weg te moeten. Een flink aantal blijft achter op schepen en zandzuigers in de zandafgraving in de Bijland.
Zij die wel verder gaan komen terecht in de omgeving van Doetinchem. Eigenlijk is het de bedoeling dat de Millingenaren naar het westen van Groningen gaan, maar velen vinden onderdak in de Achterhoek. Zij die wel in Groningen terecht komen, krijgen niet zo'n warme ontvangst. Het botert niet zo tussen de protestantse Groningers en de evacués, ook de taal blijkt een barrière.
Niet iedereen uit Millingen moet weg: de bakker, een arts en medewerkers van de scheepswerf mogen tot begin januari 1945 blijven, maar dan moeten ze ook weg. Een paar weken later bevrijden de geallieerden Millingen. Maar de meeste bewoners komen pas in de tweede helft van mei terug.