ARNHEM - Aan het begin van de bezetting laten de Duitsers de Joden in Nederland nog met rust. Ze mogen weliswaar vanaf mei 1940 geen lid meer zijn van luchtbeschermingsdienst, maar daar blijft het vooralsnog bij. Tot begin oktober: dan verschijnt er in de krant een bericht dat Joden in de toekomst niet meer voor het rijk mogen werken en ambtenaren die al in dienst zijn geen promotie meer kunnen maken. Maar de echte klap is de ariërverklaring, waarvan de eerste op 6 oktober 1940 naar ambtenaren worden verstuurd.

Het is voor de bezetter niet duidelijk wie Joods is en wie niet, daarom moet er een inventarisatie worden gemaakt. Als alle Joodse ambtenaren in kaart zijn gebracht, kunnen ze makkelijk worden ontslagen. Alle ambtenaren, dus ook leraren en medewerkers van rijksuniversiteiten, krijgen een pakketje van drie formulieren: één keer formulier A bedoelt voor ariërs, twee keer formulier B, voor niet ariërs. Dat moet de ambtenaar voor zichzelf invullen en als zijn echtgenote (deels) Joods is, ook voor haar. Op formulier B moeten ook de ouders en grootouders worden ingevuld.

Loe de Jong over de ariërverklaring in zijn tv-serie De bezetting:

Bijna geen weigeraars

Vrijwel alle verklaringen worden ingevuld en ingeleverd, van nog geen twintig mensen is een weigering bekend. Op weigering staat ontslag, al wordt dat bijgesteld tot berisping. Later is gebleken dat sommige weigeraars inderdaad de gevolgen hebben ondervonden, sommigen zijn zelfs ontslagen. Ook Joodse ambtenaren protesteren niet en vullen de formulieren ook in. Er is zelfs een verhaal bekend van een Joodse ambtenaar die zijn meerdere, die de verklaring weigerde in te vullen, gesmeekt heeft dat alsnog te doen omdat hij bang was juist problemen te krijgen door die weigering. 

Een maand na het massaal invullen van de ariërverklaring worden meer dan 2500 Joodse ambtenaren ontslagen. Maar de nog veel verstrekkender gevolgen van het vrijwillig meewerken aan de registratie van Joden worden pas later duidelijk. De Joodse auteur Abel Herzberg schrijft na de oorlog over het invullen van de ariërverklaring: "Elk voor zich tekende het doodvonnis over de eigen beschaving."